Toen mijn vader eerste ernstige ziekteverschijnselen ging vertonen, realiseerde ik me niet dat ik jaren later een deel van de zorg zou doen. Hij ook niet. Daar zijn we beiden naar toe gegroeid. In de 10 jaar dat hij ziek was werden de goede periodes steeds korter en de minder goede periodes steeds langer en slechter.
In het begin was het ook geen zorgen voor, maar samen gezellige dingen doen die hij niet meer alleen kon. Mijn vader was een sociaal mens; wanneer we samen aten kreeg hij ongemerkt meer binnen dan wanneer hij alleen was. En kon hij alleen niet de moed opbrengen om naar buiten te gaan, dan genoot hij van samen een blokje om en een kopje koffie bij zijn stamkroeg.
Het voelde niet als zorg. Het voelde als verdiepen van de relatie.

De zorg kwam later. Het bed verschonen. Mijn vader wassen. Ook in het ziekenhuis omdat hij liever door ons werd verzorgd dan door vreemden. Ongemerkt schoof de grens van wat ik acceptabel vond om te doen op, met wat hij nodig had. En er zijn een paar momenten geweest die erg naar waren. Maar dat waren ook de momenten waarop hij ons het hardst nodig had en het bijzonder was om er voor hem te kunnen zijn.
Het voelde als zorg. Het voelde ook als verdiepen van de relatie.

Door het zorgen voor mijn vader heb ik een aantal grenzen blijvend verlegd. Het lichamelijk voor elkaar zorgen hoort ook bij zorg en ik weet nu dat ik dat kan. Ik sta niet te springen om de billen van de buurman te wassen, ik ben er ook niet bang voor.

Mijn moeder is super gezond. Ze wordt wel ouder en kwetsbaarder. We doen samen gezellige dingen. We zijn nog lang niet toe aan zorg. De relatie verandert al wel.
We ervaren het allebei als heel waardevol en groeien rustig toe naar wat de toekomst gaat brengen.

 

Pin It on Pinterest

Share This