26 juni 2019

Het begon allemaal in 2013. Tijdens een Wijkontmoeting in het Nieuwe Westen. Voor mij bekend terrein, want ik had deze in de jaren ervoor zelf ook georganiseerd met de ‘West Side Story’: Marcel dela Haije (Stadsmarinier), Lot Mertens (gebiedsmanager Delfshaven-Oost) en Alien van der Haar (gebiedsregisseur bij Woonbron). En bij de Wijkontmoetingen sloot ook het Welzijnswerk aan. Ik vond onszelf wel een sterk team. Met z’n vieren voelden we ons verantwoordelijk voor de wijken Middelland en het Nieuwe Westen in Rotterdam-West. Na mij vertrek bij Woonstad Rotterdam besloot ik ‘actieve bewoner’ te worden in de wijken waarin ik drie jaar had gewerkt en dus ook woonde. Ik voelde me er thuis, kende er inmiddels veel mensen, buurtontmoetingsplekken en netwerken en zag nog wel wat opgaven waaraan ik graag wilde bijdragen. Tja, banen waren er toch niet en thuis zitten leek me ook niet verstandig (voor mezelf en mijn omgeving). 

En toen waren daar Alexander Hogendoorn en Dennis Lohuis, twee ‘Westerlingen’ die samen in Leeszaal West Zorgvrijstaat waren gestart. Een bewonersinitiatief. Niet meer of minder dan dat. Zo leek het. En die met hun grote vraag – hoe gaan we meer voor elkaar zorgen (in de wijken)? – ‘mijn’ wijken in trokken. Op zoek naar de effecten van de decentralisatie en transitie van de zorg in de wijken. Wat zouden mensen ervan merken? Zouden er gaten vallen als je als burger opeens een minder groot beroep kunt doen op overheidsvoorzieningen? En hoe lossen we die dan op (met elkaar)? Hoewel zorg en welzijn nooit zo ‘mijn ding’ waren (dat heb ik denk ik ook wel vaak genoeg uitgesproken), sprak de manier waarop zij de wijk in kwamen met concrete vragen (‘Wie wast de billen van de buurman?’), hun langere termijn visie op de (organisatie van de) zorg, de ‘doe-mentaliteit’, hun achtergronden (zorginnovatie en social design) en het enthousiasme waarmee ze in hun eigen wijk wilden ontdekken waar kansen en opgaven lagen, me erg aan. En omdat Lot in hen geloofde, en ik een groot vertrouwen heb in Lot’s inschattingsvermogen, dacht ik al snel: misschien kan ik aansluiten? Ik had nog geen idee hoe, want ik kwam notabene uit de fysiek-ruimtelijke hoek. Maar daar zou ik dan wel achter komen. 

Het begon met de vraag of ik vrijwilligers in de Leeszaal wilde helpen met ‘computeren’. De dames en heer in kwestie wilden niet per se leren computeren, bleek al snel. Ze hadden behoefte aan uitwisseling en het leek hen toch ook wel handig om iets ‘digitaal vaardiger’ te worden, want ze begonnen daarin vast te lopen. Ik heb er bijzondere vriendschappen aan overgehouden (dank Shirley en Sat Chen (!) en Willem die er helaas niet meer is…) en veel nieuwe kennis en vaardigheden opgedaan, want zo werkt dat, als je mensen treft die de dingen anders doen dan jij gewend bent. Maar ik dacht:  ik kan vast meer betekenen voor Zorgvrijstaat. En zo werd ik de eerste ‘chef Aanschuiven’. Opnieuw kwam ik in een onderwerp terecht dat in eerste instantie niet zo de mijne was (‘eten’ en ‘koken’), maar waarvan ik de idealen erachter wel steun: gezonde betaalbare voeding voor iedereen. En laagdrempelige ontmoetingen stimuleren. Want dan kunnen vraag en aanbod elkaar ook treffen. Heel logisch, en toch niet vanzelfsprekend. Wat me goed af ging, was andere buurtgenoten en -ontmoetingsplekken hierin mee te krijgen. En zo vonden we ook de volgende ‘chef Aanschuiven’ in de wijk. En nog een paar ‘aanhakers’.

Geleidelijk aan kon ik meer en meer doen voor en met Zorgvrijstaat. Ik kan goed schrijven (al kost het me soms wel veel tijd om iets op de juiste manier op papier te krijgen), dus ik ging meeschrijven aan ons Meerjarenplan 2016-2018, aan andere projectaanvragen en aan verantwoordingen. Ik heb ook andere initiatieven geholpen met het schrijven van projectplannen. We hebben met de kleine club die het was fondsen aan ons weten te binden waardoor veel mensen de afgelopen jaren veel tijd nuttig in de wijken konden steken.

In de afgelopen zes jaar is het alsof ik de praktijkopleiding Zorgvrijstaat heb gevolgd. Ik had nul kennis van zorg en welzijn, maar zit nu als serieus gesprekspartner aan tafel, zowel tussen buurtgenoten als ook met (beleids)ambtenaren en zorg- en welzijnsprofessionals. Ik kan de dingen die ik geleerd heb, nu inzetten voor anderen die het daarna overnemen en verder kunnen overdragen. Dat geeft een ontzettend goed gevoel (geen onbelangrijke factor in de complexe wereld van zorg en welzijn). Mijn geweten hoef ik niet weg te stoppen, maar kan ik bij Zorgvrijstaat gerust en veelvuldig inzetten. En dat wat ongezien en ongehoord blijft, probeer ik zichtbaar en hoorbaar te maken en onderdeel te laten zijn van een proces. Zorgvrijstaat, de opgaven, de mensen, de netwerken hebben mijn hokjesgeest vernietigd en mijn blik verruimd. En ondertussen heb ik ook nog geleerd wat het is om een eigen stichting op te zetten en draaiende te houden, met alles wat daar bij komt kijken. Kort gezegd: ik heb ongelooflijk veel geleerd in de afgelopen zes jaar, en dat eigenlijk alleen maar door Zorgvrijstaat te zijn, voelen en uitdragen. Met mensen om me heen van wie ik het kon leren. Die niet zomaar afhaken, maar bij je blijven, zonder dat daar een contract of iets aan ten grondslag ligt. Ik gun iedereen zijn eigen Zorgvrijstaat. 

En toen was daar een volgend besluit. Ik wil weer terug naar mijn oude vak, dat ik heel welbewust ruim twintig jaar geleden heb uitgekozen: de Planologie en Ruimtelijke Ordening. Ik word het meest blij van bijdragen aan grote maatschappelijke opgaven, en dat doet Zorgvrijstaat ook, maar ik houd dat het best vol vanuit de ruimtelijke-fysieke kant. Ik zag in de afgelopen jaren veel mensen in de wijk worstelen, met zichzelf, met instanties, met anderen. En hoewel er ook echt veel goed gaat, en we die situaties ook zien, blijft dat negatieve bij mij altijd wat langer hangen. Het gaat aan me vreten, en voor ik het weet word ik van elk nieuwsbericht dat niet in mijn ideaalbeeld past poepchagrijnig en zie ik het niet meer goed komen met de wereld. Ik gun mezelf nu even weer de andere kant: vanuit de technische, innovatieve hoek bijdragen aan een fijn land, waarin de energietransitie (groepen) mensen verbindt in plaats van splijt, we niet meer bang worden van een stijgend waterpeil want we weten ons goed te weren en we prettig kunnen samenleven in leefbare steden. Ik ga een vervolgopleiding doen, en tegelijkertijd lijkt die op mijn vorige opleiding: ik ga werken aan sterke netwerken, veerkrachtige wijken, goede infrastructuren en een gezonde en veilige leefomgeving. En als er een patroon zit in mijn keuzes, dan kom ik over een jaar of tien weer terug in de wijken. 🙂

Pin It on Pinterest

Share This